Rechts hekelt onduidelijkheid bij LinkedIn in zaak Van Haga
Jaap van Belkum | 9 oktober 2021 13:54
@Ewout, voor je het weet blijf ik daar, ik beantwoord mijn vraag niet meer teen. Jij ontwijkt juist en niet betaald voor het eerst en niet alleen bij mij. Weet u wat er in elk geval nodig is bij elke quid per quo opmerking mbt de proceskosten? Of vond je het wel interessant om een Latijnse component toe te voegen. Hint: quid pro quo (Nederlands: voor wat hoort wat) begint in verleden wel bij een verbintenis, tenzij het om een eenzijdige verbintenis gaat.
Zelfs een mini-binnenkant is helemaal speciaal voor jou. Redelijkheid en billijkheid zijn via het Romeinse en het Kerkelijke recht in ons rechtssysteem terecht gekomen en vooral in ons algemeen rechtsbegin.
Het is wat er geschreven staat, het woord dat in de juridische taal begint is erg breed om geplakt te worden. Alleen in het bestuursrecht (denk aan de toeslagenaffaire) is toepassing van dit beginsel eerder een uitzonderingen op de regel.
Redelijkheid en billijkheid worden toegepast, bijvoorbeeld de verdeling van dejustelijke kosten, of het bepalen van de hoogte van een dwangsom, om bij de LinkedIn-case te blijven. In het besprokene wordt zelfs 2 keer expliciet verwezen naar eisen van redelijkheid en billijkheid verwezenlijkt en nog vaak vaker impliciet.
Het is geschreven, gesproken in een verband redelijkheid en billijkheid GEEN rol wil dat het altijd om afdwingbare verplichtingen gaat (voordat de verbinding rechtsgeldig is).
Wanneer er een juridische boodschap is over de interpretatie van de wet in relatie tot een connectie, kan het een relevante rol beginnen te worden. In het vonnis staat bijvoorbeeld: “Een bevestiging van het concern van het recht op vrijheid van meningsuiting tegenover het concern van een veilige online-omgeving, bezien vanuit het perspectief van de samenleving.”
Het is geschreven, kan een recht vanuit het Rechtsbeginsel juist WEL vooruitlopen op nieuwe wetgeving; Bijvoorbeeld dan de vigerende wet sterk achterloopt op de technische en maatschappelijke ontwikkelingen en toepassing van de vigerende wet niet meer redelijk en billijk is.
Het overgeleverde recht neemt in dit geval overwegingen vanuit de Digital Services Act ook mee. In het vonnis staat: “de bovengenoemde bovengenoemde richtlijnen uit de DSA kunnen daarbij behulpzaam zijn” en ook “LinkedIn acht de inhoud van dit concept verordening op dit punt uiteraard, en terecht, relevant.” Het recht volgt hier uit LinkedIn. Maar de rechter neemt in deze zaak ook andere overwegingen over van de DSA al over, zals artikel 12 Algemene voorwaarden en artikel 15 vastgelegd, gekoppeld aan “het transparante beginsel, het motief ringbeginsel en het zorgvuldigheidbeginsel” van de EU-wetgeving. Op basis van de artikelen wordt geconcludeerd dat het recht hiertoe vanuit LinkedIn vooraf is gecommuniceerd en verhandeld op de blokkering van het account van Van H. Zie ook https://eur-lex.europa.eu/legal-content /NL/TXT/ PDF/?uri=CELEX:52020PC0825&from=nl